Wij zagen samen de oude kust vervagen,
maar zullen landen elk op andre ree.
Thans delen wij nog samen enkle dagen
d’onmenselijke wildernis der zee.
Gedichten
Zeeroep – J. Slauerhoff
Ik ging gelooven dat ik nu zou rusten,
De winter in ‘t ommuurde stadje blijven,
Een huis bewonen, klare zinnen schrijven
En voor het eerst wat langer voortgekuste
Vrouwen hier bij mij hebben en, ter ruste
Met hen gegaan, lang in omhelzing blijven.
En langzaam werden mij hun willige lijven
Vertrouwd als vroeger vaak bezeilde kusten.
Oude gezichten – Rutger Kopland
De Achttien Doden – Jan Campert
Over dit gedicht hoorde ik tijdens het interview (VPRO boeken) met Mirjam van Hengel, de auteur van het portret over de zoon van Jan Campert, Remco. Het gaat over 18 verzetsstrijders die in hun cel op hun executie wachtten. De maker van dit gedicht is overleden tijdens de tweede wereldoorlog, in Neuengamme
Een cel is maar twee meter lang
En nauw twee meter breed,
Wel kleiner nog is het stuk grond
Dat ik nu nog niet weet,
Maar waar ik naamloos rusten zal,
Mijn makkers bovendien,
Wij waren achttien in getal,
Geen zal de avond zien.
Een foto van 11 september – Wislawa Szymborska
Wilhelmus 2017 – Anne Vegter
I
Een volk dat rijk werd op het water
begrijpt wie elders strandt.
De doden zijn niet meer voor later,
de wereld staat in brand!
Verwacht jij ook hulp?
Is er een maat aan het kwaad?
Als jij het bent die moet vluchten:
Hollander zijn is een daad!
Meisje in de tram – Ed. Hoornik
Mannen kijken mij aan,
kleden mij haastig uit,
breken in in mijn huid,
randen mij overal aan,
kunnen niet verder gaan.
Misverstand – Anna Bruin
Naar Dublin – K. Schippers
Eén keer van Amsterdam naar Dublin gevlogen.
Later schreef ik:
Boven de Noordzee en de Engelse kust
keek ik naar beneden
en ik zag de landkaart uit de Bos Atlas:
het woord Noordzee
een beetje scheef gedrukt in het water
en de namen van de kuststeden
ook in de zee
omdat er op het land
geen plaats meer was.