We liepen door de duinen
Het was een uur of vier
We zagen de ochtend gloren
We waren verschrikkelijk hier
Gedichten
Er bestaat geen woord – Tony Hoagland
Er bestaat geen woord voor het verlaten van de supermarkt
met een drieliterpak in een plastic tasje
waar twee tasjes om hadden gemoeten
-zodat je de deur zelfs nog niet uit bent
of je voelt hoe het gewicht van het melkpak
het tasje omlaagtrekt, de dunne plastic handvatten
Een klein meisje trekt het kleed van tafel – Wislawa Szymborska
Je bent sinds ruim een jaar op deze wereld,
en op deze wereld is niet alles onderzocht
en onder controle gekregen.
Nu worden er dingen beproefd
die niet zelf kunnen bewegen.
Rechtzetting – Marc Tritsmans
Die me naar school bracht
onder de kastanjebomen, die
me nog als laatste bloedstollend
kon vertellen over Duitsers en
onder kleren gesmokkelde
boter. Die me steevast redde
Poppenkast – Kees Stip
De poppenkast staat midden op de straat.
Vanuit de verte hoor je haar al kijven:
Katrijn, van alle vreselijke wijven
het vreselijkste wijf dat er bestaat.
Gedicht voor mezelf – Paul Snoek
Ik weet het, mensen, die ik heb bemind,
het was een straf mij lief te hebben.
Mijn vrouwen heb ik zelf ontvreemd,
mijn kinderen werden verre mensen
en mijn vrienden gingen spoorloos dood.
Naar wie gaat mijn verdriet – Freek de Jonge
naar wie gaat mijn verdriet
naar wie liever zelf getroost wordt
of naar wie weg kijkt
de pijn niet ziet
waar moet ik er mee heen
ik kan het niet alleen
De puber – Simon Carmiggelt
Ik ben verliefder dan ik zeg.
Als onheil drukt het op mijn maag.
Ik kus haar – ja, dat doe ik graag.
Maar eig’lijk wil ik ook wel weg.
De dood en de tuinman – Kees Stip
‘Ja,’ zei de dood, ‘ik heb het ook gelezen:
P.N. van Eyck, de tuinman en de dood.*
De tuinman die zijn noodlot niet ontvlood
doordat hij vluchtte waar ik ook moest wezen.