Over hoofdpersonen die worstelen met hun geloof zijn al heel wat boeken verschenen. Zo veel dat je wel van goeden huize moet komen om je te kunnen onderscheiden van wat al eerder is geschreven. Jasper Christiaan doet in zijn debuutroman De openbaring een moedige poging daartoe.
Je hebt zo van die romans die heel goed in elkaar steken, die goed geschreven zijn en verder alles in zich hebben wat een goed boek nodig heeft en die je toch niet het maximale plezier verschaffen. Zo’n voorbeeld is Lessen van Ian McEwan. Dit zal niet lijken op een recensie maar meer op een persoonlijke leeservaring waarin ik dat zal toelichten.
Af en toe verneem ik van mensen dat ze geen boeken van Nederlands(talig)e auteurs lezen omdat ze veel op elkaar lijken, dat het teveel op de auteur zelf is gericht, een verondersteld gebrek aan kwaliteit heeft en wat dies meer zij. Er zit uiteraard meer kaf tussen het koren dan bij vertaalde boeken omdat die al een selectieronde hebben moeten doorstaan, maar dat laat onverlet dat er veel goed spul tussen zit. Zo’n voorbeeld is Luister, de tweede roman van Sacha Bronwasser.
In Tijd om te gaan kaart Pia van Egmond een interessant dilemma aan: wat te doen met ouderen die niet meer van nut zijn voor de economie en geld kosten in een maatschappij die middelen tekort komt. De oplossing: mensen stimuleren om uit het leven te stappen en niet te wachten op een natuurlijke dood. Geen gehoor geven aan deze druk resulteert erin dat ouderen nutteloze paria’s zullen worden.
Bloedblaren was mijn kennismaking met Naomi Rebekka Boekwijt. Verschillende van haar collega-auteurs noemden haar zeer getalenteerd en met dat boek bevestigde zij haar kwaliteiten. Het stadium van veelbelovend was zij daarmee wel ontgroeid. De grote vraag is dan of zij dat niveau weet vast te houden. Het antwoord op die vraag geeft zij met Stemmen, dat misschien nog wel beter is.
Dat het Nederlandse taalgebied meer schrijvers kent dan ik kan kennen, blijkt wel uit het feit dat tot voor een paar weken de naam Rob Verschuren mij volledig onbekend was en dat terwijl hij inmiddels een aardig oeuvre bij elkaar heeft gepend. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat hij sinds het midden van de jaren tachtig buiten Nederland woont. Vaak helpt dat niet bij het verkrijgen van naamsbekendheid als die vanaf nul moet worden opgebouwd. Hoe dan ook, onlangs is zijn tweede verhalenbundel verschenen met de intrigerende titel Buitenlanders en andere Papoea’s.
Laten we het er maar op houden dat toeval bestaat. Mijn favoriete boekbespreker op Youtube had net een bijzonder interessante en uitgebreide bespreking geplaatst van The tale of Genji van Murasaki Shikibu, zie deze link https://bit.ly/3xvCi8P Dit boek dat wordt gezien als de oudste moderne roman stond al op mijn lijst en mijn interesse is hierdoor alleen maar verder aangewakkerd. Het speelt zich af rond het jaar 1.000, tijdens de Heianperiode in Japan. Een dag later kreeg ik van de uitgever een mail over de verschijning van Dingen die je hart sneller doen kloppen waarin de Finse Mia Kankimäki verslag doet van haar onderzoek naar Sei Shōnagon. Zij is de auteur van Het hoofdkussenboek dat in dezelfde tijd en op dezelfde plaats speelt, maar minder bekend is.
In een aantal opzichten heeft Zomervacht van Jaap Robben overeenkomsten met zijn romandebuut Birk. Beide boeken gaan over een incompleet gezin, ze spelen zich af op afgelegen plekken en beide neigen eerder naar jeugdliteratuur dan naar literatuur voor volwassenen. Wat ernstiger is, is dat Robben als auteur nauwelijks ontwikkeling laat zien. Beide boeken lijden aan vergelijkbare euvels. Bij een debuut kun je dat nog vergoelijken, maar van een opvolger waaraan drie jaar is gewerkt, mag je meer verwachten.
Dat Lionel Shriver niet vies is van controverse is wel duidelijk. In haar nieuwste boek Waanzin geeft ze invulling aan “haar verzet tegen woke en identiteitspolitiek in een interview met The Evening Standard in 2021, waarin ze verklaarde dat ze dat niet deed op basis van het principe, maar wegens hun methode: “schelden, het zwijgen opleggen en wraakzucht” (Wikipedia). Zoals ook in een aantal van haar eerdere boeken verwerkt zij hierin autobiografische elementen, zodanig dat zij zich als auteur nadrukkelijk laat gelden door de hoofdpersoon te gebruiken om langs die weg haar mening te ventileren in deze roman met dystopische trekjes.
Kim Pauwels (1983) studeerde Romaanse filologie en cultuurmanagement. blauwe achten is haar debuutroman, volgend op eerder verschenen gedichten. Het is een aangrijpende roman over Esmée, een jong meisje van gescheiden ouders dat geen enkele steun heeft aan haar moeder en voor wie haar vader vooral een bedreiging is. Naarmate ze ouder wordt, verliest zij ook de anderen om zich heen en is zij aangewezen op zichzelf.